Tyreens purper
Naarmate we langer en verder reizen door de wieg van onze beschaving raken wij steeds meer meer geïntrigeerd door de antieke wereld, want elk voor ons nieuw geschiedkundig verhaal, elke acheologische vondst verbindt elkaar en immers ons. Zo loopt onze reis over het spoor van de Griekse, Romeinse beschaving en ook meerdere latere culturen die daarna hun invloeden hadden in Europa en Klein-Azië. We ontdekken het verband tussen de puzzelstukjes die ons zijn bijgebleven uit allerlei geschiedverhalen van o.a. Griekse en Romeinse historici, uit eigentijdse literatuur en lectuur en uit documentaires. Je kunt geen 5 mijl varen, geen kilometer lopen of je stuit op vondsten en bijzondere wetenswaardigheden uit de antieke wereld.
Een van de kleine ontdekkingen deden we in Ermiona. De regio waar ooit de verwerking en handel van een schelpdier plaatsvond en 1000 jaar floreerde. Het product heet Phorphery en het werd op Ermioni gekweekt. De slak werd verwerkt tot een koninklijke paarse kleurstof. De resterende schelp werd vermalen tot grint en gebruikt voor paden en cement voor huizen. Op het schiereilandje van Ermioni liggen nog resten van het "gravel".
Hier slaan we een paar bladzijden terug naar het oude Rome, waarover we o.a. lazen dat alleen hooggeplaatste personen zich konden permitteren om kleding van de kleur paars te dragen. Zo duur en zeldzaam was het.
Porphery
Tyreens purper is een natuurlijke kleurstof. Het wordt geproduceerd door zeeslakken, een agressief soort rots-slak, oorspronkelijk Murex genoemd. Om de kleurstof te onttrekken aan het schelpdier had men tienduizenden slakken nodig en zeer intensieve arbeid. De kleurstof was daarom zeer waardevol.
De Phoeniciers (1570 v. Chr.) produceerden wellicht als eersten deze vermaarde kleurstof: Tyrisch purper — een verwijzing naar de stad Tyrus. Purper wordt in het Grieks Phoinix genoemd waaraan de Phoeniciërs hun naam ontlenen. De kleurstof werd in de oudheid zeer gewaardeerd omdat de kleur niet makkelijk vervaagde, maar door weersinvloeden en zonlicht juist helderder werd. Opmerkelijk is dat het woord Phoenicia 'land van purper" betekent. De kleur kwam in vele schakeringen voor tot zelfs diep bloedrood. Carthago was "wereld"-beroemd om zijn export van Thyreens purper naast katoenen, linnen en zijden stoffen, parfums en wierook. Carthago exporteerde daarnaast wijn, olijfolie, wapens, glaswerk, aardewerk en sieraden. Op het hoogtepunt van haar macht was Carthago dan ook de grootste en waarschijnlijk rijkste stad aan de Middellandse Zee.
Tyreens purper was duur. In de 4e eeuw v. Chr. schreef de historicus Theopompus:,,het purper is in Klein Azië haar gewicht in zilver waard".
Deze kostbaarheid betekende dat gebruik van paars geverfd textiel een weelde werd en een status symbool: Keizer Nero (regeerde 54-68 n.Chr.) bepaalde dat, op straffe des doods, alleen de keizer, senatoren en priesters het Tyrische purper mochten dragen. Dit verbod werd over het algemeen niet gehandhaafd tegen vrouwen en ook omsloeg men godenbeelden met purperen mantels zodat de purperfabricage niet te lijden had. De oudste Romeinse magistraten droegen een witte toga omzoomd met een streep van purper, de "Praetexa". De nog kostbaardere Toga Picta was paars met een gouden streep en werd door Romeinse generaals gedragen ter ere van de overwinning. Later werd de Toga Picta gedragen door alleen de keizers. In het Byzantijnse Rijk werd de productie van het purper gebonden aan strenge kwaliteitseisen. Het werd uitsluitend gebruikt om koninklijke zijdestoffen te verven. Een pasgeboren koninkskind werd een Porphyrogenitos genoemd, "kind geboren in paars". De Paars gekleurde stoffen werden een groot export product. Een donkerrode of scharlaken kleur was toen gebruikelijk voor geestelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders en vanaf 1463 is het de voorgeschreven kleur voor kardinalen.
De Productie
Het paars werd geoogst uit verscheidene soorten roofzuchtige zeeslakken die in de oostelijke Middellandse Zee voorkomen: de Bolinus Brandaris, de Hexaplex Trunculus en de Stramonita Haemastoma en wat andere soorten die minder bekend zijn.
De kleurstof (het was dus géén pigment) werd gewonnen uit een kliertje (de branchiale klier) van de slak; de afgescheiden substantie is oorspronkelijk een vuilgeel, maar de stof kleurt door een proces van oxidatie — versneld door een enzymreactie onder invloed van zonlicht — binnen enkele minuten purper. Een groot aantal kliertjes werd in een pot samengevoegd, met zout gemengd en dan door koking in urine ingedikt om de (meestal wollen) stof in het mengsel te verven. Slaven doken met een steen naar de slakken, zoals vroeger ook Parels werden opgedoken. Veel slaven verloren hun leven daarbij. De stank die de in de open lucht door slaven continu bewaaierde rottende massa opleverde, wordt door klassieke schrijvers omschreven als onbeschrijflijk, maar die werd vermoedelijk mede veroorzaakt door de gewoonte de resten van de slak op een al even rottende hoop naast de productieplaats te werpen.
De slakken gebruiken deze jodiumachtige vloeistof om hun prooien te misleiden, maar ook om hun eitjes in te hullen. De slak produceert ook deze vloeistof wanneer hij wordt aangevallen door roofzuchtigen of door de mens wordt aangeraakt. Daarom kan de kleurstof verkregen worden door het diertje slechts te "melken" i.p.v. te doden. Dit is arbeidsintensief, maar kan herhaald worden. 12.000 slakken brengen 1.4 gram kleurstof op. Slechts genoeg voor één versiering op een kledingstuk.
Veel soorten slakken van de Murex familie, die bijvoorbeeld voorkomen in de oostelijke Pacific en westelijke Cariben produceren een vergelijkbare substantie die de paarse kleur aanneemt wanneer het aan de zon wordt blootgesteld. De lokale bevolking gebruikt dit al sinds mensenheugenis.
De beste tijd om de slak te oogsten is vlak na de opkomen van het sterrenbeeld Hond of vlak voor de lente. Wanneer de slak zijn geleiachtige laag eenmaal gaat verliezen heeft dit geen goede houdbaarheid. Dit is vaak niet bekend in verfbad-werkplaatsen maar het is van het opperste belang om te weten.
Koninklijk blauw.
De kleur varieerde doordat er verschillende soorten slakken gebruikt werden: Hexaplex trunculus leverde meer violette tot blauwe tinten en Bolinus brandaris (de brandhoren) meer roze. Deze kleurstoffen werden ook in menging gebruik. De Phoeniciërs produceerden ook een Indigo, genaamd koninklijk blauw of Hyacinthe paars, dat verkregen werd uit een verwante zeeslakkensoort. Zij hadden een fabriek gevestigd in Marokko. Deze tweede soort zeeslak wordt tegenwoordig nog gevonden aan de Atlantische kusten (Spanje, Marokko, Canarische eilanden) en aan de Afrikaanse Middellandse zeekusten.
Er waren veel recepten in omloop voor het fabriceren van goedkopere imitaties. Die waren echter eenvoudig te herkennen aan de geringe verzadiging: het originele purper wordt omschreven als een bijzonder felle tint, die geen enkele andere verfstof in felheid zou benaderen tot in het midden van de 19e eeuw de kunstmatige kleurstoffen ontwikkeld zouden worden.
Geschiedenis
De kleurvaste verf was een voorwerp van luxe. Naarmate het meer aan licht werd blootgesteld werd de kleur dieper paars. Geschiedschrijvers uit de oudheid zoals Vitruvius, Aristoteles en Plinius de Oudere schreven reeds over dit fenomeen. Gegevens uit Libanon leveren bewijs dat men daar de slakken liet rotten in vaten. Dit had een enorme stank ten gevolg. Er is niet veel bekend over de volgende stappen van de productie. Er kan dus niet nagegaan worden hoe deze massaproductie van verfstof verliep. De zeer speciale dikke bloedrode vloeistof had voorkeur boven alle andere. Kleding werd doorgaans eerst in Idigo gelegd en daarna in paarsrood.
In de tweede eeuw v. Chr. schreef de mytholoog Julius Pollux dat de verfstof door Heracles werd gevonden in de Oostelijke Levant - het oostelijk Middellandse Zeegebied, het huidige Syrië. Het zou zijn hond zijn geweest die het ontdekte. Diens bek zou paars geworden zijn nadat hij op de slakken had gekauwd. De kunstschilder Rubens heeft dit verhaal in een schilderij verwerkt. Niet lang geleden is een groot aantal Murex slakken op Kreta gevonden. Dit suggereert dat het Minoische volk het onttrekken van de vloeistof meester waren. Bij dateren van aardewerk is ingeschat dat dit tijdens de Midden Minoische Periode was, 20 - 18e eeuw v. Chr., dus reeds voordat de Phoeniciërs ermee begonnen. Gemalen schelpen van de zeeslak zijn gevonden in Coppa Nevigata. Coppa Nevigata is een archaeologische site in the province of Foggia, oost Italy, aan de kust van National Park Gargano. Maar er is geen bron die vermeldt dat in West Europa de vangst en verwerking van Murex voorkwam. Het Europese Westen wendde zich in plaats daarvan tot Vermiljoen, dat door het insect Kermes vermilio, bekend als Grana, of Karmozijnrood wordt geproduceerd.
De productie van Murex purper werd in het Byzantijnse hof in 1204 abrupt beeindigd toen het door de Frankische kruisvaarders tijdens de Vierde Kruistocht werd belegerd. Hierbij werd het Latijnse Keizerrijk gesticht. David Jacoby (Identities and Allegiances in the Eastern Mediterranean after 1204) concludeert dat " geen enkele Byzantijnse keizer noch Latijnse heersers de financiele middelen bij elkaar konden bengen voor het nastreven van de productie van het zuivere purper, terwijl in Egypte (10de dynastie 2100-1217) de slakken wel degelijk opgevist werden en gebruikt werden voor verven van textiel.
Toen door de val van Constantinopel in 1453 de export van echt purper afgebroken werd en er in de Pauselijke Staat aluin gevonden werd dat nodig was voor het beitsen van vervangende rode kleurstoffen als kermes en scharlaken, maakten de pausen er een beleid van, het gebruik daarvan aan te moedigen. Zo schreef Paus Paulus II vanaf 1463 voor kardinalen scharlakenrood voor, terwijl gewone bisschoppen de traditionele purperen kleur bleven dragen, zij het in een Karmijn-imitatie. Tegenwoordig worden voor hun kledij modernere kleurstoffen gebruikt. Voor het rabbinaat worden nog wel echte purperen kleden vervaardigd.
In 1909 stelde Harvard-antropoloog Zelia Nuttall een intensieve vergelijkende studie op over de historische productie van de paarse kleurstof geproduceerd uit de vleesetende murex-slak, bron van de koninklijke paarse kleurstof die hoger gewaardeerd werd dan goud in het oude Nabije Oosten en het oude Mexico. Niet alleen gebruikten de mensen in het oude Mexico dezelfde productiemethoden als de Feniciërs, het was eveneens bestemd voor de kleding van de adel.
Chemie
In 1998 herontdekte een Engelse ingenieur, John Edmonds, een proces om te verven met Tyrian paars. Hij onderzocht recepten en observaties van ververs van de 15e eeuw tot de 18e eeuw. Hij onderzocht het biotechnologieproces achter gisting van de plant Wede (inheems in Nederland) In samenwerking met een chemicus, stelde Edmonds de hypothese op dat een alkalisch gistvat noodzakelijk was. Hij bestudeerde een onvolledig oud recept voor Tyrian purple opgenomen door Plinius de Oudere. Door het percentage zeezout in het verfvat te wijzigen en kalium toe te voegen, kon hij met succes wol diep paars kleuren.
Tegenwoordig wordt de zuivere kleurstof nog in kleine hoeveelheden gewonnen tegen een marktprijs van 2000 euro per gram. Hoewel de kleurstof al in 1903 gesynthetiseerd werd (6,6-dibromoindigo), is er geen industriële productie.
Reacties
Het is een interessant stuk om te lezen. Ik heb interesse in kleurstof/verf/kleuren
Wat mij verbaast is dat er wordt geschreven dat de kleur vermiljoen uit kermes vermilio wordt gewonnen. Volgens mij uit het mineraal cinnaber?
Of haal ik het door elkaar. Karmijnrood of scharlakenrood wordt gewonnen uit luizen.
Vriendelijk groet,
Els Hulsing— Els Hulsing26-07-2022 07:58